Duuurzaamheidsbeleid
Natuurlijk Duurzaam
‘Natuurlijk Duurzaam!’ is het uitgangspunt voor onze golfclub, die binnen het Natura 2000 domein is gelegen op de mooie glooiende stuwwal aan de zuidrand van de Veluwe. ‘Natuurlijk Duurzaam!’ betekent voor ons het blijven werken aan een duurzamere toekomst. Dit doen we door verantwoord ondernemerschap en zorgzaamheid voor natuur en milieu. Want als golfclub vinden we duurzaamheid van grote waarde voor onszelf en voor onze rol in de maatschappij.
Duurzaamheidsbeleid
Vrijwilligers van verschillende commissies, werkgroepen en leden werken samen om duurzaamheid verder te brengen binnen onze vereniging. Uiteraard spelen onze greenkeepers daarbij een grote rol. Om overzicht te creëren, voortgang te bewaken en het bestuur te ondersteunen met een overkoepelend duurzaamheidsbeleid en werkplan, heeft onze golfclub een Duurzaamheidscommissie.
Het werkplan 2021-2026 kent vier speerpunten:
- In stand houden en verbeteren van natuurwaarden (biotopen, biodiversiteit).
- Bescherming van het milieu (geen toxische bestrijdingsmiddelen, minimale bemesting).
- Spaarzaamheid met grondstoffen en circulariteit (energie, water, vaste grondstoffen, afval).
- Aandacht voor mens en maatschappij (sociaal verband binnen en buiten de club).
Bij elk van deze punten zijn doelen geformuleerd, en het bruist in onze club van bijpassende activiteiten. Sommige betreffen permanente zorg, andere een specifiek project of een plan in stappen.
Een greep uit recente activiteiten
- Versterking van de heide-biotoop, ook historisch passend op ons terrein.
- Aangepast baanonderhoud gericht op grotere biodiversiteit.
- Volledig uitfaseren van pesticiden en fungiciden (gerealiseerd).
- Energie analyse van clubhuis/horeca en een gefaseerd plan voor besparingen.
- Voorbereiding installatie zonnecellen.
- Moderne uitgebalanceerde beregening (gerealiseerd).
- Gastheerschap voor golfers met een fysieke beperking.
- Gastvrijheid voor tourfietsers..
- En meer…
Golf Environment Organization
GEO Certificering
Golf wordt vaak gespeeld op de mooiere stukken ‘natuur’ in Nederland. Vandaar dat de golfgemeenschap in Nederland graag een bijdrage levert aan het in stand houden en versterken van de natuurwaarden op de golfbaan. De NGF heeft zich daarvoor al in 1995 aangesloten bij het programma Committed to Green (CtG) van de Europese Golf Associatie. Sinds 1996 heeft ook onze club zich hieraan verbonden via de NGF.
In 2004 werden de eerste Nederlandse golfclubs CtG-gecertificeerd en in 2005 volgde de Edese Golf Club al snel als vijfde. In 2010 is dit programma opgegaan in het veel breder georiënteerde GEO (Golf Environment Organization) waarin de Edese in 2011 voor het eerst is beoordeeld door professionele auditors. Inmiddels zijn we in 2021 alweer voor de derde keer voor 5 jaar ‘GEO Certified’ op basis van onze prestaties en toekomstplannen
Committed to Green hield zich alleen bezig met duurzaamheid en milieu met betrekking tot baanonderhoud; GEO doet dat voor de hele ‘onderneming’. We zijn blij met onze certificering en het is tegenwoordig ook noodzaak om gecertificeerd te zijn. Zo voldoen we onder meer aan de strenge duurzaamheidseisen van de Rijksoverheid en het verbod op pesticiden.
In de ‘Green deal’ die de Rijksoverheid met sportorganisaties (o.a. NOC*NSF en NGF) heeft gesloten zijn uitzonderingen mogelijk (klik hier voor nadere toelichting). Om hiervoor in aanmerking te komen moeten wij (en de golfgemeenschap in haar geheel) kunnen laten zien dat we serieuze vorderingen maken met verduurzaming van onze golfbaan. Hiervoor is het GEO-certificaat de door de NGF aangewezen weg.
De Duurzaamheidscommissie zal u via berichten in de nieuwsbrief regelmatig op de hoogte houden van de ontwikkelingen.
De Duurzaamheidscommissie is per e-mail te bereiken op duurzaamheidscommissie@edesegcpapendal.nl
Unieke natuurwaarden
Wildlife
Leuke infoposters en verrassende natuurberichten
Wist u dat onze baan unieke natuurwaarden heeft, onder andere door zijn bijzondere geologische oorsprong? Lees er eens over in een van de 9 leuke infoposters of vele boeiende ‘natuurflitsen’. Ze vertellen u over onze baan, zijn ontstaansgeschiedenis en alles wat erop leeft, groeit en bloeit – met veel aandacht voor bijzondere planten, dieren, paddenstoelen en verantwoord baanbeheer.
De 9 infoposters vindt u ook terug beneden in ons clubhuis en in de schuilhokjes:
- Geschiedenis
- Papendal en omgeving
- Bomen en struiken
- Paddenstoelen en planten
- Machines in de baan
- Baanbeheer
- Vogels op de baan
- Naar vogels kijken
- Zoogdieren
- Vlinders en andere insecten
De natuurflitsen vertellen u onder meer over:
- Mezenkasten
- Een wolvenpaar
- Géén kraambezoek svp!
- Reebok en zomertijd
- Bunzing laat zich zien
Mezenkasten
Spreeuwen met hun dunne snaveltje pikken de engerlingen uit het gras voordat de kraaien en de dassen – die daarbij aanzienlijk minder subtiel te werk gaan en grote schade kunnen aanrichten – daarvoor de kans krijgen. Zij vormen dus een probaat en natuurlijk middel tegen schade aan de grasmat, en worden daarom al jaren gekoesterd in de baan. Zodra de eikenprocessierups oprukt en een bedreiging kan gaan vormen voor het welbevinden of de gezondheid van spelers, maken we de baan ook aantrekkelijk voor de vogelsoort die bij uitstek graag de rupslarven nuttigt, te weten de koolmees.
Op advies van onze speciale vogelwerkgroep zijn 35 mezenkasten aangeschaft en opgehangen. Niet te dicht bij elkaar want koolmezen hebben een wat groter territorium nodig dan spreeuwen, maar wel op de plaatsen waar doorgaans de eikenprocessierupsen worden gesignaleerd. Ook worden regelmatig de spreeuwenkasten nagelopen zodat de spreeuwen weer een gespreid bedje vinden. Inclusief de mezenkasten bevinden zich in de baan 149 nestkasten die door de vogelwerkgroep worden verzorgd en waarvan de werkgroep de bewoning jaarlijks ik kaart brengt.
Er zijn koolmezen genoeg in Nederland maar ze zullen de baan op eigen kracht moeten vinden. Overigens zullen de baco en de hoofdgreenkeeper verdere mogelijkheden blijven volgen om de eikenprocessierups te ontmoedigen zich op de baan te vestigen. Middelen die de rups doden maar ook de vogel die de vergiftigde rups eet zijn daarbij uiteraard uitgesloten. Het bevorderen van flora waarin insecten gedijen die de larven graag eten is ook met het oog op de engerlingen in het verleden al toegepast en wordt mogelijk verder uitgewerkt.
Een wolvenpaar
IJpe Boersma
Nee, dit is geen foto van de eigen camera! Dat zou betekenen dat er een wolvenpaartje zou rondlopen op en rond de golfbaan! Zover is het nog niet, maar zoals u allen uit de media hebt kunnen vernemen, loopt het wolvenstel op deze foto wel ergens op de Veluwe rond. Wolven zijn voor het laatst aan het einde van de 19e eeuw in Nederland gesignaleerd. In de afgelopen jaren zijn er echter steeds weer meldingen geweest van individuele exemplaren die vanuit Duitsland ons land binnentrokken. Het nieuws dat dit wolvenpaartje een plekje op de Veluwe heeft veroverd en wellicht al welpen heeft, maakt dat we er serieus rekening mee moeten houden dat deze grote roofdieren zich hier permanent zullen vestigen. Geen reden tot angst en paniek, want een wolf doet een mens zelden iets. Wel zijn wolven erg ‘geïnteresseerd’ in schapen: voor de bescherming worden nu al maatregelen genomen.
Omdat wolven al zo lange tijd niet meer in onze streken voorkomen, weten wij niet veel meer over hen, behalve dan uit de bekende sprookjes “Roodkapje” (Charles Perrault) en “de Wolf en de Zeven Geitjes” (Gebroeders Grimm). Hier verslindt de Boze Wolf in één hap Roodkapje resp. zes van de zeven geitjes… Toch zit er best een kern van waarheid in dat ‘hap-slik-weg’-verhaal: een wolf is van nature een schrokker. Buitgemaakte prooi wordt snel “met huid en haar” verslonden, vooral om te voorkomen dat andere roofdieren ermee aan de haal gaan. Zelfs bij de gedomesticeerde verwant van de wolf, ons huisdier hond, is dit gedrag soms nog zichtbaar: een hond kan zijn etenskom in hoog tempo leeg schrokken zonder echt te kauwen!
Wat een wolf zo ‘ongefilterd’ naar binnen werkt, komt er ook in ruige vorm weer uit, niet als een net reepje, maar eerder als een langgerekte uilenbraakbal. De poep (‘boonsel’) bestaat uit een samenhangende massa vol haren, botjes, hoefjes… Onderstaande foto van de wolvenkeutel is gemaakt op een zandpad op de Veluwe. Hierin is de massa haren goed te zien: deze wolf had een big van een wild zwijn opgevreten, wat te zien was aan de kleine hoefjes die niet verteerbaar waren… Een belangrijke voedselbron zijn (jonge) reeën (bejaagd in roedelverband). Verder eet de wolf ongeveer hetzelfde als een vos, zoals kleinwild en vogels.
De kans dat u in de vrije wildbaan en zeker op de golfbaan de wolf zelf ziet, is miniem, maar mocht u de uitwerpselen aantreffen, moet u dat zeker melden!
Géén kraambezoek svp!
Het is nu volop voorjaar en voor ons mensen de tijd om lekker buiten in de zon of onder een grote parasol te zitten, zeker na een dagje golfen. Die relaxte houding geldt niet voor de ‘wilde dieren’: daar is het nu de tijd om jongen te krijgen en ze te zogen. De moeder (bij de dieren is de emancipatie nog niet overal bereikt…) heeft het dus druk, druk, druk! Dit intieme familiegebeuren vinden wij privacygevoelig (een hot topic tegenwoordig!) en daar horen dan ook geen camera’s bij. Daarom zullen er in de komende tijd geen berichten verschijnen over de ‘wilde dieren’. In deze periode krijgt ook een reegeit haar jongen: meestal één, soms ook twee. Dit zal ook gelden voor de reegeit die wij in de eerste aflevering van deze rubriek hebben ‘gekiekt’. Een reegeit heeft een draagtijd van ongeveer tien maanden.
Daarbij is er iets bijzonders: na de bronst (paartijd) tussen half juli en half augustus treedt er na de bevruchting een zogenaamde ‘kiemvertraging’ op van ongeveer 4½ maand. Pas in december begint het embryo zich snel te ontwikkelen. Hoe voorspoedig deze ontwikkeling gaat is niet alleen afhankelijk van de weersomstandigheden in de winter en het vroege voorjaar, maar ook van het voedselaanbod. De geit zal haar kalf ‘zetten’ (werpen) op een beschutte plek, bijvoorbeeld in de ondergroei bij een bosrand. In de eerste weken is het contact tussen moeder en kalf beperkt tot enkele minuten zogen, meerdere malen per dag. Het reekalf bepaalt, zo jong als het is, zelf de plek waar het zich verschuilt: het drukt zich plat tegen de grond, zodat het mede door de schutkleur nauwelijks te zien is. De reegeit komt regelmatig terug om het te zogen: zij meldt zich dan met een bepaald geluidje (fiepen genoemd), waarmee zij aangeeft dat het veilig is voor het kalf om naar haar toe te komen.
In deze eerste levensweken dreigen er vele gevaren voor het reekalf, zoals slecht weer of aanvallen door roofdieren – zij hebben in deze tijd ook jongen! Ook de mens kan een gevaar vormen en dan niet alleen door het maaien van graslanden. Het komt regelmatig voor dat mensen zo’n in het gras of bos weggedoken reekalfje zien en denken dat het verlaten is. Mensen zijn dan geneigd om onder het uitroepen van “ach wat zielig: Bambi…!” het beestje aan te raken of op te tillen. Doet u dat a.u.b. niet, want dan wordt het pas echt zielig: de moeder zal het kalf zeker verstoten… Dit is ook het geval als uw hond het kalf aanraakt of (erger) bijt. Mocht u in de komende tijd zelf nog wild waarnemen, dan kunt u dat natuurlijk noteren op de poster die beneden in de gang van het clubhuis hangt. Wij wensen u een mooie en onbezorgde lente toe!
Reebok en zomertijd
Deze fiere reebok, met het gewei nog steeds in de bast, liet zich van dichtbij op de camera vastleggen. Hier is goed te zien hoe alert hij is: hij heeft zijn oren naar opzij gedraaid en zet grote ogen op. Dit zijn reflexen die hem in staat stellen om snel te reageren op situaties die voor hem gevaar kunnen opleveren – hij kan er dan voor kiezen om nog even te blijven staan of om toch op de vlucht te slaan.
Deze foto is gemaakt in het begin van de avond tegen een uur of half acht volgens de net weer ingegane zomertijd. Deze wisseling van tijd hebben wij mensen uit praktische en economische overwegingen ingevoerd. Het wild heeft hiervan geen weet: dat leeft volgens de eigen biologische klok en reageert op daglengte en de originele zonnetijd. Daarin schuilt een groot gevaar voor mens en dier, namelijk dat van aanrijdingen met wild: de verkeersdrukte in de ochtendspits begint nu opeens een uur eerder, juist in de schemertijd waarin het wild zich gaat verplaatsen…
In deze tijd treden er ook veranderingen op bij de reeën zelf: zij hebben in de winter vaak zogenaamde ‘wintersprongen’ gevormd – grotere groepen van bokken, geiten en de kalveren van het vorige jaar. Zo’n wintersprong valt in het voorjaar uiteen. Vooral jongere reebokken trekken dan verder op zoek naar een eigen territorium. Ook verjagen reegeiten vóór het werpen van hun jong de kalveren van het vorige jaar. Er worden al vele maatregelen genomen, zoals blauwe reflectoren op de paaltjes langs de wegen en kort gemaaide wegbermen. Toch blijft het onze plicht als automobilist om zeker in deze tijd van het jaar goed op te letten en vooral niet te snel te rijden in de risicogebieden, zoals er zovele zijn in onze bosrijke omgeving…
Hoewel een ree een schuw dier is, kan hij zich ook op klaarlichte dag vertonen, zoals deze reebok die nog steeds zijn bastgewei heeft. Ook is op deze afbeelding goed de zogenaamde ‘spiegel’ te zien, de witte haarbos op de bilpartij van het dier. Vooral in de winter is de spiegel vaak het eerste dat men van een ree ziet: een witte vlek die a.h.w. door het bos danst. De vorm van de spiegel bij een bok verschilt van die van een geit: bij de bok is zij niervormig met de bolle kant boven en bij de geit is zij hartvormig met een 6 tot 10 cm lang ‘schortje’ van haar dat als een staart afhangt. In de winter is de spiegel wit en in de zomer eerder geelwit. De spiegel heeft ook een signaalfunctie. Bij gevaar wordt de spiegel groter: doordat de haren gaan uitstaan, lijkt zij een poederdons. Voor het reekalf is de spiegel van de geit een oriëntatiepunt bij het vluchten. Op de afbeelding is ook te zien dat de bok nog zijn wintervacht heeft met dekharen in een grijsbruine kleur met een dunne en krulligere ondervacht voor goede isolatie. In de loop van het voorjaar gaat het ree verharen, waardoor het dier er een tijdje nogal ‘mottig’ uitziet. In juni heeft het dan de kenmerkende roodbruine zomervacht gekregen.
Bunzing laat zich zien
Het dier dat laatst in de vroege uurtjes rondscharrelde binnen het bereik van de camera op Hole 14 is wat moeilijker te benoemen. De grootte van deze marterachtige is op deze afbeelding niet goed in te schatten vanwege het gebrek aan oriëntatiepunten: is het nu een steenmarter (die tussen de 40 en 54 cm lang is, zonder de staartlengte van 22 tot 30 cm), een boommarter (tussen de 36 en 56 cm, staart van 17 tot 28 cm) of toch een bunzing (tussen de 30 en 46 cm, staart van 7 tot 19 cm)? Ze behoren alle drie tot dezelfde familie van de marters: zij zijn kleinere neven van de das die in aflevering 4 aan de orde is gekomen. Zij zijn wel slanker dan de das en bij alle drie soorten zijn de vrouwtjes kleiner dan de mannetjes. Zij eten hetzelfde soort dieren en vruchten als de vos en de das: kleine zoogdieren, wormen, vogels en fruit e.d.
De bunzing blijft het liefst op de grond, terwijl de steenmarter en boommarter zeer behendig zijn in het klimmen en jagen in bomen, o.a. op eekhoorns. Waar de steen- of boommarter als plaag wordt gezien vanwege het binnendringen in gebouwen en het kapot knagen van bekabeling (auto’s!), heeft de bunzing een betere pers: hij ruimt knaagdieren zoals muizen en ratten op. Hoewel de marters en de bunzing duidelijk nachtdieren zijn, kunnen ze ook wel eens overdag worden gezien, al dan niet als verkeersslachtoffer. Dan valt het verschil in kleurstelling op: de steenmarter is op de rug wat grijzer dan op de buik, zijn snuit is roze en de keelvlek is wit en gaat over de gehele borst, de boommarter is geheel donkerbruin met een gele in een punt uitlopende borstvlek, terwijl de bunzing veel wit aan de kop heeft, met een donker masker rond de ogen.
Bij de afbeelding zou het kunnen gaan om een bunzing in zijn winterkleed: dan schemert het dichte, lichtere onderhaar door de donkere dekharen heen.
Vos op bezoek
De vos is een veel geziene gast op onze golfbaan. Het exemplaar op de foto scharrelde bij Hole 18 en had ongetwijfeld de aanlokkelijke geuren vanuit ‘Hole 19’ in de scherpe neus gekregen! Hij heeft een goed ontwikkeld reukvermogen. Het komt vaak voor dat de vos meer prooien doodt dan hij meteen kan opeten. Die begraaft hij dan. In combinatie van het reukvermogen en een ijzeren geheugen, kan hij zijn begraven prooien nog maanden nadien terugvinden.
Zelf heeft hij ook een uitgesproken, zwavelachtige geur, die is verwant is met de afscheiding uit de klieren van stinkdieren… Wie die vossengeur een keertje geroken heeft, zal die zeker een volgende keer weer herkennen. De dominante rekel (mannetjesvos) bakent met zijn geur zijn territorium af. Soms zet een vos zijn geur ook als wapen in: hij kan op deze manier een dassenburcht ‘kraken’. Hoewel hij zelf een goede graver is, komt ook hier zijn opportunistische aard boven: hij deponeert dan bij alle in- en uitgangen van zo’n burcht zijn ‘P&P’, de das zoekt een goed heenkomen en de vos heeft op een gemakkelijke manier een eigen onderkomen gekregen.
Das gespot!
Een tijdje terug liep een das in het holst van de nacht het beeld van de camera in. Zelfs op deze nachtkiek zijn de zwarte banen over zijn witte kop goed te zien (boven de lichtgevende oogjes). Een das is een echt nachtdier – de meeste mensen zullen hem dan ook niet snel zien. Hij zal wel in de dassenburcht leven die in het bos ten oosten van Hole 7 ligt. Zo’n dassenburcht wordt gekenmerkt door een stelsel van onderaardse gangen met verschillende uitgangen en vele kamers; de ‘woonkamer’ kan wel 5 meter onder de grond liggen. Dassen zijn goede gravers. Zij hebben voorpoten met lange harde nagels, zoals ook op de hieronder staande afbeelding van de prenten (pootafdrukken) goed te zien is. De das is een roofdier, dat zich vooral voedt met regenwormen, kleine knaagdieren, slakken en wespenbroed en – net als de vos – met aas (dode dieren), maar ook fruit, maïs en eikels. Het zwarte boonsel (uitwerpselen) lijkt op dat van de vos, maar waar de vos het zomaar ergens achterlaat, graaft de das een ondiep kuiltje, waarin hij het boonsel deponeert zonder het toe te dekken, zoals een kat dat doet.